Blog

Visie en meningen

Vooruitgang

We zijn in een momentum gekomen waarin we niet meer vooruit willen. Op een of andere manier zijn we genoodzaakt om een stap terug te doen en moeten we genoegen nemen met minder. Sprekend voorbeeld was een brainstorm sessie over invulling van een topsectorprogramma waarin werd geconcludeerd dat de resultaten van onderzoek over vier jaar betekenen dat we minder kunnen produceren dan nu.

Dat betekent geld stoppen in onderzoek met als resultaat achteruitgang van productie. Allemaal te verklaren door de inzet van beheersmaatregelen die wel 'groen' zijn maar minder effectief. Daaraan gekoppeld beperking van meststoffen die leidt tot minder groei en extensivering van het grondgebruik door gebruik van groenstroken voor natuurlijke vijanden. Allemaal waardevolle thema's die noodzakelijk zijn om de teelt van groente toekomstbestendig te maken. En de kaders van duurzaamheid en beperking van de input van eindige grondstoffen zijn logisch en noodzakelijk. Maar dat onderzoek en innovatie leidt tot teruggang in opbrengst is niet alleen onlogisch maar ook tegennatuurlijk. Nooit is er een samenleving geweest met als streven het minder te doen dan in het verleden. Vooruitgang betekent soms dat verkeerde afslagen worden genomen maar per saldo heeft vooruitgang altijd geleid tot verbetering. Heb niet de illusie dat het vroeger beter was. Het was goed omdat je niet beter wist. Met de kennis en ervaring van nu was het vroeger niet goed genoeg.

Het sentiment dat we een stap terug moeten doen is gebaseerd op een doemscenario waarin vooral het onbegrip van de werkelijkheid wordt omgezet in angst. Angst gebaseerd op onbekendheid en daardoor een hang naar het verleden. Onnatuurlijk, immers de natuurlijke drive van organismen is ontwikkeling en verbetering. De mensheid en de samenleving is onderdeel van deze natuurlijke drijfveer. Minder doen is dan ook tegen natuurlijk.

Een innovatieprogramma met als doelstelling om het minder te doen dan vandaag is gedoemd te mislukken. En daarom onacceptabel. Onderzoek en innovatie moeten zijn gericht op verbetering in opbrengst, in kwaliteit en in efficiënt gebruik maken van input. Dat is niet makkelijk maar de makkelijke opdrachten die zijn al ingevuld: die liggen in het verleden. We moeten vooruit en daarbij niet achteruit de toekomst in lopen.


Experimenteren als randvoorwaarde

De enige constante is verandering. Een uitspraak die veel vragen en constateringen oproept als je er langer over na denkt. En dat denken is iets voor de wintermaanden waarbij inderdaad de conclusie is dat verandering continu onderdeel is van de bedrijfsvoering. De veranderingen zijn als zodanig ook weer steeds anders van aard. Waar tot voor kort een teelt kon worden uitgevoerd met maatregelen die vergelijkbaar waren maar met een andere gebruiksaanwijzing zien we nu dat de gebruiksaanwijzing van maatregelen ook veranderd.


Variabele

De akkerbouwer en groentetelers hebben door de jaren om leren gaan met gewasbeschermingsmiddelen. Deze waren beschikbaar en waren aan veranderingen onderhevig maar in grote lijnen was de werkwijze het zelfde: het bestrijden van ziek en zeer. De huidige nieuwe beheersmaatregelen zijn voor een deel gewasbeschermingsmiddelen maar voor een deel ook stoffen en maatregelen die niet het ziek en zeer aanpakken maar de plant moeten stimuleren. Een proces waar eigenlijk nog te weinig van bekend is en wat ook lastig te onderzoeken is omdat het niet om een enkele variabele gaat die passen in gebruikte onderzoeksprotocollen. En de maatregelen zijn situatie afhankelijk. Lastige materie met ingewikkeld antwoorden. Toch worden plantversterkers en groene gewasbescherming als perspectief voor de toekomst genoemd. Een weerwoord is noodzakelijk immers de praktijk is lastig te sturen. En dat weerwoord moet gegeven worden.

Handschoen

Toch betekent dit ook wat voor de akkerbouwer en groenteteler zelf. Als gezegd gaat onderzoek naar nieuwe beheersmaatregelen op korte termijn geen inzicht geven. Dat betekent dat de handschoen zelf moet worden opgepakt. De teler zal zelf moeten experimenteren. Om zelf informatie te verzamelen en in de eigen situatie te toetsen hoe zaken werken. Daarmee wordt de teler geen onderzoeksstation, integendeel. Maatregelen, groen, stimulerend of beheersend moeten altijd een onderbouwing hebben van een 

onderzoeksorganisatie. Die onderbouwing zal niet altijd zwart wit zijn: het gaat niet om het werkt wel of het werkt niet. Er moet iets van werking aangetoond zijn. Het is aan de teler om maatregelen die passen bij de eigen bedrijfsvoering in de eigen situatie te toetsen. En toetsen is niet een volledig perceel behandelen met als eind conclusie het werkt niet of ik heb het idee dat het wel wat doet. Zorg voor een overzichtelijk vergelijkingsobject en plan ook de monitoring van dit object in vergelijking met de rest van het perceel in.

Overtollig water hoort in de sloot

Een van de aspecten van goed bodembeheer is zorgen voor een goede waterhuishouding. Immers de planten ontwikkelen zich het best door voldoende water op te nemen. Voldoend betekent ook dat zowel te veel als te weinig wateropname leidt tot minder groei, kwetsbaardere planten en lagere opbrengsten. Een goede bodem is een bodem die een buffer kan vasthouden maar die ook goed afwatert.

Door extremer weer krijgen we vaker te maken met te veel en te weinig regen. Deze extremiteiten kan ook een goede bodem niet verwerken. In geval van te weinig water wordt er via allerlei soorten van beregening water op het perceel gebracht in geval van te veel water is een goede agrarische praktijk om het water zo snel mogelijk van het perceel te krijgen. Dat leidt in een aantal gevallen tot emissie van schadelijke stoffen die afspoelen en in het oppervlakte water terecht komen. En het is zaak om daar als sector maatregelen tegen te nemen.

Dat betekent dat buffering van water veel belangrijker wordt dan in het verleden is gedacht. Dan leidt ook tot het feit dat de huidige water af- en aanvoer niet past bij de extremere weer situaties. De conclusie is dan dat de waterbuffering groter moet worden. Er zijn een aantal theorieën die deze buffering willen inrichten in het perceel. Door dammen en geulen als een Deltaplan te ontwikkelen op het perceel ontstaat een buffermogelijkheid op het perceel. Met deze maatregelen zal het water niet of beperkt in het daarvoor bestemde afwateringsysteem komen. Het bestaande systeem zijn de aangelegde sloten, tochten, greppels en kanalen.

De zoektocht naar waterbuffering op het perceel schuurt tegen de logica van de praktijk. Immers water vasthouden betekent dichtslaan van de bodem en direct een slechter groei. Greppels en dammen in het perceel gaat ten koste van het beteelde oppervlakte. En belangrijker de bestaande inrichting van aan- en afwatering wordt niet gebruikt.




Met deze constatering ontstaat tegelijkertijd een oplossingsrichting: pas de bestaande aan- en afwateringstructuur aan, aan de extremere weerssituaties. Maak sloten groter zodat ze meer water op kunnen vangen. Want daar zijn ze voor. Tegelijkertijd kan deze opvang zorgen voor beregeningswater voor momenten dat het te weinig regent. Maak deze sloten afsluitbaar zodat het water ook echte gebufferd kan worden. En zorg voor een deugdelijke set monitoringsgegevens om te weten wat er in het water zit. Op jaarbasis is er in Nederland een beregeningsoverschot. Dat betekent dat meer regen valt dan er verdampt door de gewassen. Dit water moet afgevoerd worden om te voldoen aan deugdelijk bodembeheer. Dat het overschot ongelijk verdeeld is over de seizoenen betekent dat er ergens een buffer moet worden gebruikt. Ontwikkel dat op de locatie die daar voor aangelegd is: water hoort in de sloot.

Wat is een korte keten?

In het streven naar duurzaamheid is een nieuwe stokpaardje ontdekt: de korte keten. De korten keten betekent minder transportbewegingen en directer contact tussen de teler en de consument. Dat bespaart CO2, energie, water en de aarde. Beeldmateriaal bij de korte keten is vrijwel altijd een kraampje langs de weg met een handjevol bonen een bloemkool en een paar doosjes aardbeien. Een kraampje met een consumentenwaarde van zeg 25 euro. Laat dat 30 keer per week verkocht worden en er is een weekomzet van 750 euro. Volgens retaildeskundigen is de gemiddelde supermarkt omzet per week is € 510 per m2 verkoop vloer oppervlakte. In dat perspectief is een kraampje heel efficiënt maar een supermarkt is nogal wat groter.

Transport

Los van het verdienmodel is de tijdsefficiëntie van 'kopen bij de boer' is niet erg hoog. Consumenten komen wellicht op de fiets maar meestal per auto een beperkte hoeveelheid product halen. In de tijd dat een consument bij de boer zijn aardbeien, bloemkool en aardappelen bij elkaar heeft is ook een vrachtwagen met 26 blokpallets bloemkool geladen. Die vrachtwagen rijdt inderdaad naar een verdeelcentrum waarna de bloemkool samen met andere groenten verdeeld wordt naar de lokale supermarkten. Dat zijn veel kilometers. Maar wel efficiënte kilometers. Door middel van crossdocken en efficiënte planning wordt een hoge beladingsgraad gerealiseerd. En het lever diversiteit in de winkel.


Import

Een korte keten wordt ook vaak gelinked aan import van groente en fruit. Lokaal eten is beter is dan de conclusie. Maar lokaal eten is in dat geval ook een beperking want als we jaar rond lokaal eten hoe komen we dan in de winter aan bloemkool en sla? Het groentepakket wordt danig ingeperkt als we alleen van dichtbij eten. En wat is dan dichtbij? 50 kilometer of 100 of 500 of 1000. Of is de beperking de landsgrens. En horen Duitsland en België dan wel bij de korte keten maar Frankrijk niet. Of Frankrijk wel en Beieren niet.

Contact

Wat het meest opvalt is dat korte keten alleen gelinked wordt aan afstand en aan één op één contact tussen de teler en de consument. Een korte keten waarbij de teler direct afspraken maakt met de supermarkt is nooit een voorbeeld voor een korte keten. Terwijl daar juist wel een efficiënte logistiek en voorraadbeheer en een directe communicatie wordt gerealiseerd. Er zijn inmiddels voldoende voorbeelden van dat soort korte ketens. Teler levert aan supermarkt en gezamenlijk maken ze afspraken over acties, logistiek, voorraden, vernieuwing, duurzaamheid en over de prijs voor dit hele pakket.

De vollegrondsgroentetelers die deze manier van werken herkennen zijn niet alleen actief in een korte keten maar vooral actief in een efficiënte keten. En dat bespaart niet alleen, dat legt ook de basis voor innovatie van nieuwe producten en nieuwe duurzaamheidsdoelen.

Gewasbescherming en bemesting zijn geen afzonderlijke grootheden

Mooi gesprek had ik laatst met een bemestingsspecialist van één van de gewasbeschermingsleveranciers. Hij was op bezoek geweest bij een van de grote chemie bedrijven mijn vraag natuurlijk was wat hij daar als bemestingsspecialist zou moeten leren. Zijn antwoord stemt tot nadenken.

"Gewasbescherming en bemesting zijn geen afzonderlijke grootheden. Het groeien van planten door meststoffen heeft alle effect op het ontwikkelen van ziekten die dan weer moeten worden bestreden." En dat is een verhelderend gedachte.

We zijn opgeleid en opgegroeid in een tijdsbestek waar we hebben geleerd om ziekten en plagen te bestrijden. En we hebben alle mogelijkheden daarvoor benut. Planten groeien door kiemkrachtig zaad en voldoende mogelijkheden om stikstof te geven. En hebben afgelopen 50 jaar volledig gefocused op ziekten en plagen en het bestrijden daarvan.

We beschermen gewassen door ziektes te bestrijden en geven makkelijk opneembare voedingsstoffen zodat platen onbeperkt kunnen groeien.

Wellicht zitten we vast in een manier van denken en moeten we uit onze gewoonte. Dus niet meer kijken naar ziekten en plagen maar naar de plant en stimuleren van vitale plantengroei en weerbare gewassen en teeltsystemen. In dat geval zouden we moeten zoeken naar middelen die niet alleen de groei van planten stimuleren maar ook naar middelen die zorgen dat een plant weerbaar wordt. Daar zou een hele mooi ambitie aan kunnen worden gekoppeld die past bij de maatschappelijke acceptatie en die een beroep doet op het vakmanschap van de aardbeien en aspergeteler. Daar waar de maatschappelijke ambities spreken van minder afhankelijkheid van chemie zou de ambitie vanuit het vakmanschap kunnen zijn. "We bestrijden geen ziekten en plagen meer." En ambities beschrijven een toekomstbeeld, in de weg daarnaar toe kan nog heel veel veranderen en worden bijgesteld.

Ulko Stoll

Silly season

In de formule 1 is er zoiets als een 'silly season'. Dat is het deel van het seizoen na de zomerstop tot aan het eind van het wedstrijdseizoen. In dat deel vinden contractonderhandelingen plaats tussen rijders, teams en sponsoren. In de tuinbouw is er ook zoiets als een 'silly season'. Dat is ergens tussen januari en april. In deze periode worden de contracten voor het komende seizoen besproken. Dit jaar is het 'silly season' vroeg begonnen. Al in december werd gevraagd om een prijsopgave te doen voor het leveren van diverse vollegrondsgroente. En het feit dat het 'silly season' vroeg start heeft een reden.

Niet zo nodig
De telers die nu telen staan anders in de wereld dan een jaar of vijf geleden. De bedrijven zijn gegroeid en geprofessionaliseerd maar vooral ook geoptimaliseerd. Het areaal, de mensen, de machines en de logistiek zijn optimaal op elkaar afgestemd en daarmee is ook de kostprijs tot het allerlaagste niveau gedaald. En uitbreiden is niet meer vanzelfsprekend. Telers hoeven niet zo nodig 40 ha broccoli meer te telen. Ze weten dat ze dat wel kunnen en ze weten ook dat dat ten koste gaat van de optimale inrichting van hun bedrijf. Daarbij komt dat het laagste kostprijsniveau voor komend jaar niet te handhaven is omdat alle kosten stijgen. Arbeid, energie, PlanetProof, zaad en landhuur zijn allemaal onderdelen van de kostprijs die duurder zijn dan afgelopen jaren. Daarbij is er ook grote zorg over de beschikbaarheid van arbeid. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de bestaande medewerkers kennissen en familie meenemen om het werk te doen. De gaten in de arbeidsfilm waren afgelopen jaar groot en het is niet de verwachting dat die gaten komend jaar minder zullen zijn. Kosten stijgen, arbeid wordt lastiger en uitbreiding hoeft niet zo nodig.


Minder beschikbaar

Het feit dat de supermarkten al in december vragen om offertes zegt dat ze dat zelf ook weten. Al die signalen wijzen naar beperkte beschikbaarheid. En de wet van vraag en aanbod zegt dat beperkt aanbod leidt tot hogere prijzen. Nu zal het spelletje van de inkoper gerust wel gespeeld blijven worden. Dus een terugkoppeling op de offerte prijs met de opmerking dat die te hoog is en vervolgens opnieuw uitrekenen van een aangepaste prijs. Echter de aangepaste prijs hoeft in dit speelveld niet lager te zijn. De teler en daarbij de telersverenigingen kunnen laten zien dat ze niet zo nodig hoeven. Er zijn argumenten genoeg om duidelijk te maken dat de prijs omhoog moet en laat duidelijk zijn. Er is steeds minder vrij product beschikbaar. Het aantal vaste lijnen tussen telers(groepen) en supermarkten neemt toe en het areaal breidt niet uit en de ambitie om areaal uit te breiden is niet groot.

Daarmee kan het in het 'silly season' nog vele kanten opgaan. Het kan zijn dat onder druk van financiers toch een lagere prijs wordt afgegeven, of supermarkten leggen onder druk van leverzekerheid zich vast voor de geofreerde bedragen of het 'silly season' gaat nog heel lang duren. Feit is dat de telers in een situatie zitten waarin ze langer voet bij stuk kunnen houden dan in het verleden het geval is geweest.

Ulko Stoll

Een certificaat in ruil voor informatie


Eén van de heetste thema's in gesprekken met telers op dit moment is PlanetProof. Dat is de spreekwijze van de uitgebreide naam 'On the way to PlanetProof'. Onderweg zijn we zeker.

Natuurlijk staat iedereen achter het idee om duurzaam te produceren. Iedere teler die van zichzelf vindt dat hij bestaansrecht heeft, is continu bezig met een zoektocht naar zo duurzaam en efficiënt mogelijk. Over de keuzes van Stichting Milieukeur en alle adviescommissies en technische werkgroepen kunnen allerlei bomen worden opgezet. Geconcludeerd mag in ieder geval worden dat er ruimte is voor hoor en wederhoor en er is op basis van argumenten veel te bediscussiëren. Er is immers geen absolute norm voor duurzaamheid.

Consument wil zich niet verdiepen in duurzaamheid

Dat certificeringen extra kosten met zich mee brengen, staat als een paal boven water. Extra registratie, extra audits, extra handelingen en extra contributie. Geen probleem als de afnemende partij deze extra kosten te gelde kan maken bij de kieskeurige klantengroep. En net daar gaat het niet goed.

Consumenten accepteren helemaal niet dat er extra inspanningen worden gedaan, de consument gaat ervan uit dat duurzaamheid standaard onderdeel is van de producten, zegt Ulko Stoll. - Foto: ANP

Duurzaamheidscertificeringen hebben helemaal geen meerwaarde bij consumenten. Duurzaamheid is onderdeel van het gehele product. Consumenten accepteren helemaal niet dat er extra inspanningen worden gedaan, de consument gaat ervan uit dat duurzaamheid standaard onderdeel is van de producten. Eigenlijk willen consumenten zich helemaal niet verdiepen in duurzaamheid.

Angst voor slechte verhalen

De reden dat certificering in de hele keten wordt opgepakt, is gedreven door angst. Angst voor slechte verhalen in de pers van actiegroepen die leven van het cultiveren van angst. Certificering is niet voor de consument, maar om te voorkomen dat negatieve verhalen op de verkeerde plaats terechtkomen.

De kosten kunnen niet als meerprijs worden doorgerekend en actiegroepen staan klaar om de krant te bellen. Daar moeten mogelijkheden zitten

Rendement kan beter

Daarmee hebben ketenpartijen (en daar horen de supermarkten ook bij) eenzelfde probleem als de telers. De kosten kunnen niet als meerprijs worden doorgerekend en actiegroepen staan klaar om de krant te bellen. Daar moeten mogelijkheden zitten. Denkend vanuit het principe 'voor wat hoort wat'. Als de extra inspanning niet omgezet kan worden in een meerprijs, dan moet er iets anders tegenover staan: informatie.

Als teler of telersvereniging vraag je in ruil voor het certificaat informatie over de productstromen, derving, out of stock-percentages, doorlooptijden in distributiecentra enz. Want er zijn nog steeds lege schappen en als producten niet beschikbaar zijn, leidt dat direct tot verlies. Wanneer er geen fouten worden gemaakt door teler of inkoper, zijn lege schappen het gevolg van een niet optimale logistiek. En daar is rendement te verbeteren.

Extra punten

De informatie over productstromen vanuit de supermarkt is een basis voor de hele keten om productstromen te optimaliseren. Dan kunnen kosten bespaard worden en kunnen extra punten worden gescoord op het duurzaamheidsrapport, punten voor ketenefficiëntie, foodmiles en het terugdringen van verspilling en energiebesparing.

Duurzaamheid is geen absoluut gegeven en invulling van het duurzaamheidsrapport moeten we niet overlaten aan actiegroepen maar moeten we vanuit de eigen ambitie inhoud geven.

Voor wat hoort wat! Een certificaat in ruil voor informatie.


Ulko Stoll

Akkerbouwnet: kennis is voorsprong
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin